-
1 silver
adj. zilveren; verzilverd; van zilver; bellen (stemgeluid)--------n. zilver (metaalsoort); kleur zilver; zilverwerk; bellen--------v. verzilverensilver1[ silvə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zilver♦voorbeelden:————————silver21 van zilver ⇒ zilveren, zilver-♦voorbeelden:silver fir • zilverspar/densilver foil • zilverfoliesilver fox • zilvervos2 silver plate • verzilverd vaatwerk/tafelgereisilver wedding (anniversary) • zilveren bruiloft————————silver3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 be born with a silver spoon in one's mouth
English-Dutch dictionary > be born with a silver spoon in one's mouth
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский